Veel Roma zijn geboren onderhandelaars. Een onderhandeling is een mondeling proces dat leidt tot een compromis tussen twee (of meer) partijen. Dit compromis geeft wederzijdse verantwoordelijkheden: wie zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, zal daarover worden aangesproken. Maar wanneer beloftes consequent worden nagekomen, zal er respect en dus medewerking zijn.

Uiteraard kan niet over alles onderhandeld worden. In een school bijvoorbeeld, gelden vaste regels en een duidelijk kader. Maar daar waar het mogelijk is, kan je een onderhandelingsmarge voorzien. In hoeverre kan er flexibel omgesprongen worden met bepaalde bestaande regels? Eén van de belangrijkste troeven hiervan is dat de cliënt voelt dat er niet enkel een eenrichtingsrelatie is. Tweerichtingsverkeer is een stimulans om de andere eigen verantwoordelijkheid te laten nemen.

Hulpverleners vragen vaak inspanningen die voor sommige Roma niet aan een directe nood beantwoorden, bijvoorbeeld de kinderen regelmatig naar school sturen. Indien de motivatie ontbreekt, kan je diplomatisch argumenten aanbrengen die aansluiten bij de specifieke behoeften en leefwereld van het Roma-gezin: “Terwijl je kind op school zit, heb jij de handen vrij voor andere zaken” of “Kunnen lezen en rekenen zijn belangrijk om later de kost te verdienen”. Een grote troef hierbij is het beschikken over een vorm van pasmunt die wordt gebruikt als ‘pullfactor’. Dit kan een materieel of financieel karakter hebben of kan een actie of omkadering zijn in ruil voor een engagement langs de kant van de cliënt. Soms moet je creatief zijn in het zoeken naar een pasmunt. Roma-bemiddelaars in Brussel leiden bijvoorbeeld cliënten toe naar het CAW Brussel voor een afbetalingsplan en bemiddelen voor hen. In ruil wordt van hen dan wel verwacht dat ze bijvoorbeeld hun kinderen in een school laten inschrijven.

Bemiddelaar Gabriel over het gebruik van ‘pasmunt’