Precaire verblijfssituatie
Voor veel Roma in België is het verblijfsstatuut nog steeds precair. Bij gebrek aan een opleiding, werkervaring en de nodige talenkennis blijven zeer veel Roma werkloos en komen ze dus niet in aanmerking voor wettig verblijf in het kader van tewerkstelling (E-kaart). Wanneer na 3 maanden na inschrijving in de gemeente de termijn van hun verblijf als ‘toerist’ verstrijkt, bevinden zij zich in principe onwettig in het land. Velen vragen daarom een statuut als zelfstandige of vennoot aan. Maar de winstmarges zijn vaak erg klein en de sociale bijdragen groot, waardoor velen het moeilijk hebben om rond te komen en langdurig zulk statuut te behouden.
Een deel van de Brusselse Roma bevindt zich door de precaire verblijfs- en werksituatie in acute kansarmoede. Velen onder hen nemen hun toevlucht tot informele klusjes en overlevingsactiviteiten als bedelen, muziek maken of oud ijzer verzamelen. Een kleine minderheid schakelt zelfs de kinderen in om mee voor een inkomen te zorgen. Voor hen die in dergelijke precaire situatie zitten, is ook de woonsituatie weinig stabiel en het betalen van de huur is vaak de grootste financiële bekommernis. Bovendien kampen heel wat families met gezondheidsproblemen ten gevolge van een ongezonde woning, voedselonzekerheid, onevenwichtige voeding en gebrek aan gepaste medische zorg.
Zolang deze situatie voortduurt, blijven velen in een overlevingslogica met kortetermijndoelstellingen die botsen met de langetermijndoelstellingen van het onderwijs. Als de kinderen naar school worden gestuurd, is het vaak vanuit een pragmatische houding. Sommige ouders zijn al heel tevreden als hun kinderen vaardigheden aanleren die direct bruikbaar zijn (taal, lezen, schrijven, rekenen). Een aantal kinderen gaat te onregelmatig naar school en raakt hopeloos achterop of verliest kostbare schooljaren.
Ook financieel stellen Roma-families in een precaire verblijfssituatie andere prioriteiten. Voor een aantal zaken (schoolreizen, zwemmen…) wordt een financiële bijdrage van de ouders gevraagd. Dit heeft als gevolg dat sommige Roma-leerlingen niet deelnemen aan dergelijke activiteiten. Het onvermogen of de onwil om bij te dragen aan schoolkosten stoot geregeld op onbegrip van schoolpersoneel dat opmerkt dat “sommige ouders wel met een GSM rondlopen maar niet bijdragen aan de klaskas of andere kosten”.
Taal- en onderwijsbagage in het gezin
Ook de onderwijsbagage die in het gezin aanwezig is, heeft een sterke invloed. Bij Roma-gezinnen heerst een relatief grote graad van analfabetisme. Heel wat Roma-ouders zijn zelf weinig naar school geweest en zijn al helemaal niet vertrouwd met de lokale schoolcultuur. Daarbij komt vaak nog een taalprobleem, zowel van de leerling zelf als van de ouders, wat een vlotte integratie op school extra bemoeilijkt. Buiten de school wordt de aangeleerde taal niet vaak gebruikt.
’Culture of poverty’
Antropoloog Oscar Lewis stelde met zijn theorie van de ‘culture of poverty’ dat kansarme groepen hun problemen en hun sociale positie telkens doorgeven aan de volgende generatie. Mensen gaan zich aanpassen aan hun omstandigheden en eigen waarden, normen en instituties ontwikkelen. Zo blijft de graad van tewerkstelling en participatie aan de samenleving structureel laag, ook als het economisch beter gaat. Dit speelt ook bij sommige Roma-families: vooral zij die generaties lang aan de rand van de samenleving hebben geleefd, zijn vaak weinig intrinsiek gemotiveerd voor het onderwijs. Vanuit een groepsgerichte overlevingslogica lijken hun ambities niet verder te reiken dan het vervullen van de basale levensbehoeften.